Meng de bloem, gist, suiker en een snufje zout in een grote kom.
Voeg de lauwwarme melk, gesmolten boter en het ei toe.
Kneed alles tot een soepel en elastisch deeg. Dit kan met de hand of met een mixer met deeghaken.
Dek het deeg af met een schone theedoek en laat het op een warme plek ongeveer een uur rijzen, tot het in omvang is verdubbeld.
Meng de boter, bruine basterdsuiker en kaneel in een kom tot een gladde pasta.
Hak de walnoten grof en zet ze apart.
Het deeg uitrollen en vullen:
Bestuif je werkblad licht met bloem en rol het gerezen deeg uit tot een grote rechthoek.
Bestrijk het deeg gelijkmatig met de kaneelpasta.
Strooi de gehakte walnoten over de hele rechthoek.
Gebruik een pizzaroller om het deeg in gelijke stroken te snijden.
Rol elke strook voorzichtig op tot een mooi rond kaneelbroodje.
Leg de opgerolde broodjes in een ingevette ovenschaal, met een beetje ruimte ertussen zodat ze nog kunnen rijzen.
Dek de ovenschaal af en laat de broodjes nog eens 30 minuten rijzen.
Verwarm ondertussen de oven voor op 180°C.
Bak de kaneelbroodjes 20-25 minuten, tot ze goudbruin en gaar zijn.
Voor de lichte karamel: smelt de suiker in een pan tot een goudbruine kleur. Voeg voorzichtig de slagroom en boter toe terwijl je blijft roeren.
Voor de donkere karamel: smelt de basterdsuiker samen met de slagroom en een snufje zout. Laat het kort koken tot het een dikkere saus wordt.
Combineer beide sauzen of gebruik ze apart, afhankelijk van je smaak.
Laat de broodjes iets afkoelen na het bakken.
Giet de karamelsaus er royaal overheen.
Garneer met extra walnoten voor een knapperige topping.